Wat is vermicomposteren? Dat is het maken van wormenhumus. Wormen zetten organische reststoffen om in humus. Een biologisch proces dat eigenlijk al 400 miljoen jaar plaatsvindt. VALA is via WCL Winterswijk in contact gekomen met de heer Michael Quintern uit Nieuw Zeeland, die veel ervaring heeft met het vermicomposteren. Hiermee hebben we afgelopen jaar een experiment gedaan in Winterwijk op een maisperceel en wat heeft geleid tot een informatieve video over het proces en eerste resultaten uit het veld.
Wat is vermicomposteren?
Michael Quintern zet met zijn bedrijf Noke in Nieuw Zeeland jaarlijks circa 350.000 ton organisch restmateriaal om in wormenhumus. Dat gebeurt door miljarden tijgerwormen. De humus wordt vooral ingezet in vulkaangebieden om daar de bodem te verbeteren. Noke is de inheemse benaming (de Maori’s) voor worm. Deze wijze van het produceren van wormenhumus wordt ook in Australië en India veel toegepast.
Wormenhumus bevat stoffen waardoor plantenwortels beter groeien. De plant krijgt sneller maar uiteindelijk ook meer wortels. Voordelen van planten met een gezond en beter wortelstelsel zijn: meeropbrengsten, beter bestand tegen ziekten en andere aantastingen (dus minder afhankelijk van bestrijdingsmiddelen). Dit is internationaal door verschillende onderzoeksinstellingen onderzocht.
Experimenteren in Winterswijk
In Winterswijk zijn we een experiment gestart vanuit de kringloopgedachte. Het sluiten van kringenlopen, waarbij restmaterialen opnieuw worden gebruikt is daarin essentieel. Hierbij zijn we bewust uitgedaan van de inzet van restmaterialen in plaats van afval, zoals bijvoorbeeld bermmaaisel ook wel eens wordt bestempeld.
Op een locatie in Winterswijk is in 2020 een wormenril aangelegd. Als input zijn de volgende organische materialen gebruikt: slootmaaisel, beheersgras en plantenrestanten tuinbouwbedrijf; van elk circa 30 m3. Deze zijn in een mengvoederwagen gemengd en verkleind en als een ril op het land gelegd. Vervolgens is deze ril voorzien van tijgerwormen. Na driekwart jaar is het meeste van het oorspronkelijke materiaal omgezet in wormenhumus.
Met de wormenhumus zijn proeven gedaan om het effect op de wortelgroei van planten te onderzoeken. Daarvoor zijn een 50 tal buizen (200 mm) van 1m lengte ingegraven en daarin is mais gepoot. In 1/3 van de buizen is wormenhumus toegevoegd, in 1/3 compost en in de overige buizen geen extra toevoeging.
Eerste ervaring van deze kleine proef is dat de maisplanten die wormenhumus ter beschikking hadden in de eerste weken en maanden meer wortels hadden dan de andere maisplanten. Na 2-3 weken hadden de maisplanten (met wormenhumus) al een lengte van 1 m; ze kwamen al onder uit de buis. Niet alleen sneller langere wortels maar ook meer massa. De maisplanten met wormenhumus hadden na 40 dagen soms het dubbele totaalgewicht (wortels, stengel en blad), deze voorsprong werd in de loop van het groeiseizoen grotendeel teniet gedaan. Overigens is dit internationaal al heel uitvoering gedocumenteerd. In wormenhumus zitten humuszuren die een positieve invloed hebben op wortelgroei en mogelijk zorgen voor een beter opname van fosfaat.
Welk invloed dit heeft in een betere maisopbrengst zelf (bijvoorbeeld het gehalte zetmeel), wordt nog verder onderzocht. Maar er kan wel gesteld worden dat een plant die in het voorjaar eerder en betere wortels krijgt, in tijden van droogte, hier beter bestand tegen is dan een plant met minder wortels. Wordt vervolgd!